Juni 2020
Graansilo Walcheren startpunt voor ‘inclusief bouwen’
Met de renovatie van de graansilo tot hoofdkantoor in Middelburg heeft Rothuizen Architecten Stedenbouwkundigen een ijkpunt neergezet. De ervaringen daaruit past het bureau nu in verschillende projecten toe, indien mogelijk volgens de Passiefhuis-standaard. Met die standaard wordt de warmtevraag tot een minimum gereduceerd. En er is meer: het bureau wil het bedrijventerrein waar hun kantoor staat, straks zoveel mogelijk circulair inrichten.
Rothuizen Architecten Stedenbouwkundigen is een van oorsprong Zeeuws bureau, in 1930 opgericht door Arend Rothuizen uit Middelburg en in 1942 samengegaan met dat van Piet ’t Hooft uit Goes. In de jaren negentig van de vorige eeuw volgde een fusie met Van Doorn tot rdh (Rothuizen, Van Doorn & ’t Hooft). Inmiddels is het één van de grootste architecten- en stedenbouwkundige bureaus van het zuidwesten van Nederland dat vanuit Middelburg en Breda opereert. Centraal bij al hun projecten staan functionaliteit, toekomstbestendig bouwen en duurzaamheid. Dat valt bijvoorbeeld goed op aan de renovatie van de oude graansilo aan het kanaal van Walcheren waarmee Rothuizen de Passief Bouwen Prijs 2012 verkreeg. De silo, daterend uit 1963 toen de Zeeuwse hoofdstad en het achterliggende land behoefte aan graanopslag hadden, is nog één van de weinige beeldbepalende agrarische gebouwen die aan de wederopbouw herinnert. Aanvankelijk wilde de gemeente de ruim 15 m hoge silo – die al sinds het begin van de jaren tachtig leegstond – slopen voor de herontwikkeling van het gebied. Totdat Rothuizen, indertijd al één van de belangrijkste architectenbureaus van Zeeland, het pand in 2011 aankocht om hier hun bedrijfsactiviteiten te concentreren.
De graansilo is nog één van de weinige beeldbepalende agrarische gebouwen die aan de wederopbouw herinnert
Passiefkantoor
In plaats van het agrarisch erfgoed neer te halen, koos Rothuizen ervoor om de graansilo een nieuwe bestemming te geven als kantoor. Indertijd gold de renovatie als ‘top of the bill’ in passiefbouwen. Passiefbouwen, waar sinds de jaren zeventig in verschillende landen aan werd gewerkt en rond eind jaren negentig als internationaal gecertificeerde standaard neergelegd, gaat ervan uit dat een extreem geïsoleerd gebouw bij 20 °C maximaal 15 kWh/m3/a mag gebruiken. Voor de vereiste luchtdichtheid van n50 bij < 0,6 p/u wordt de blowerdoortest ingezet. Thermische energie komt uit passieve warmtebronnen, zoals de zon, de aarde, de gebruikers en apparaten. ‘De enige verwarming die ons kantoor heeft,’ zegt technisch directeur Dick Schuit, ‘komt uit twaalf bronnen grondwater op 85 m diepte. Via een gesloten bodemwisselaar en een warmtepomp met voldoende capaciteit hebben we ’s zomers en ’s winters altijd een aangename temperatuur in het pand. Bij de renovatie hebben we de onderste van de veertien kokers voor de vloer en werkruimte weggehaald waardoor we nu vertrekken van 12 m hoog hebben. 40 cm isolatie aan de buitenkant en kruisventilatie met een gebouwbeheerssysteem zorgen ervoor dat het pand ook aan de vereiste luchtdichtheid voldoet. We konden er overigens niet meteen in: omdat de silo van massief beton is, bleef de koude nog heel lang in het gebouw hangen. Uiteindelijk willen we pv-panelen op het dak leggen om het pand ook energieneutraal te krijgen.’
Bij de renovatie zijn de onderste van de veertien kokers voor de vloer en werkruimte weggehaald waardoor er nu vertrekken van 12 m meter hoog zijn.
Circulaire jeugdkliniek
De ervaringen die het architectenbureau met de transformatie van de silo heeft opgedaan, worden nu ook in andere projecten toegepast. Een mooi voorbeeld is de verbouw annex renovatie van de kinder- en jeugdkliniek ‘Emergis’ te Kloetinge (Zuid-Beveland, bij Goes). Daar kreeg Rothuizen als opdracht mee om zowel circulair als energieneutraal te ontwerpen. Van de twee gebouwen op het terrein van deze ggz-instelling werd er één gemaakt. Dat gebeurde niet zomaar. ‘Het gebouw dat we vorig jaar hebben gerealiseerd’, zo licht Schuit toe, ‘is dampopen houtskeletbouw met een zware schil die uit cellulose-isolatie van maar liefst 260 mm. bestaat. Het dak heeft een Rc-waarde van 7, de vloer een Rc van 5. Op dak staat een warmtepomp voor de nodige restenergie, 265 pv-panelen zorgen ervoor dat het complex nu meer gebouwgebonden energie opwekt dan gebruikt.’
‘Waar we al dat hout vandaan hebben gehaald?’ Schuit moet lachen, en vervolgt. ‘Toen Emergis deze aanvraag uitschreef, kwamen we erachter dat het districtskantoor van Rijkswaterstaat in Terneuzen wegens uitbreiding van het sluizencomplex op het punt stond om te worden gesloopt. Dat vonden we zonde voor een gebouw dat in 2000, bij oplevering, nog verschillende duurzaamheidsprijzen had gewonnen. Samen met andere partijen hebben we het pand gestript, ontmanteld en de materialen in een loods van werk/leerbedrijf ‘De Ambachten’ in Middelburg opgeslagen. Daar zijn de buitenkozijnen, binnendeuren en de houten constructie, de straatklinkers en zelfs de roestvaststalen schroeven uit het oude kantoor klaar gemaakt voor de nieuwe toepassing. Ook de geveldelen, eens vervaardigd uit de oude meerpalen van de haven van Breskens, keren in het nieuwe ontwerp terug. Die krijgen nu hun derde leven.’ Niet dat alles van een leien dakje ging. Weliswaar konden ook de goten uit het oude districtskantoor opnieuw worden toegepast, circulair gebruik van de armaturen bleek onmogelijk, evenmin hergebruik van de installaties. ‘Daar loop je al snel tegen nieuwe normen en tegen de vereiste garanties aan’, zegt Schuit. ‘Circulair bouwen of verbouwen kost altijd meer dan regulier bouwen wegens de extra arbeid die je erin moet stoppen. De meerkosten voor deze bouwwijze hebben we gehaald uit subsidies van de provincie Zeeland om het rws-kantoor te ontmantelen en een groenfinanciering van de Rabobank voor de toepassing van fsc-hout. De installaties uit het oude kantoor zijn vanwege de complexiteit en samenstelling door het bedrijf New Horizon afgevoerd en gedemonteerd.’
De ervaringen opgedaan met de transformatie van de silo, zijn ook toegepast bij de verbouw annex renovatie van de kinder- en jeugdkliniek ‘Emergis’ in Kloetinge op Zuid-Beveland.
Risicodragende projecten
Één van de grootste uitdagingen voor het Zeeuwse architectenbureau is om opdrachtgevers ervan te overtuigen dat ze een betere kwaliteit en een hoger comfort voor hetzelfde geld krijgen. Daarnaast speelt het ‘split incentive’ een belangrijke rol: de exploitant moet immers wel de hogere investeringen ophoesten terwijl de gebruiker juist de voordelen van de investeringen plukt. Rothuizen tracht beide dilemma’s te omzeilen door uitsluitend aan risicodragende projecten deel te nemen. ‘Wij willen voorloper zijn in duurzaam en circulair bouwen’, zegt Schuit. ‘Omdat we als bouwend architect het risicodragend kapitaal inbrengen, krijgen we grip op de uitvoering en de toepasbaarheid van de installaties. Een waterdicht bestek bestaat niet. Die speling gebruiken we om partijen aan te schrijven die over zowel innovatie als kennis beschikken en dat in de aanbieding opnemen. Het inkoopvoordeel vloeit automatisch terug naar de opdrachtgever of kan worden meegenomen om te kiezen voor circulair bouwen en passiefbouwen met warmtepompen.’ Rothuizen cum suis – het bureau telt tegenwoordig dertig werknemers en vier partners – heeft daarvoor de BouwmeesterPro Methode ontwikkeld dat transparantie en financiële zekerheid aan de opdrachtgever biedt. Te allen tijde heeft de opdrachtgever inzicht in het ontwerp, de engineering, prijsvorming en uitvoering waarbinnen continu bijstelling mogelijk is. Het concept bestaat uit drie delen. ‘In het projectboek leggen we alle specificaties en wensen qua budget, planning en kwaliteit vast’, verduidelijkt Schuit. ‘Per perceel rolt daaruit een ontwerp waarop we, tot en met de oplevering, een budgetgarantie afgeven. Daarna selecteren we de marktpartijen - eerst een longlist, dan een shortlist - en leggen dat vast in het ontwerpboek. Tenslotte komt alles in het uitvoeringsboek te staan: de contracten, het onderhoud van en de garantie voor het gebouw.’
De meerkosten voor deze bouwwijze worden betaald met subsidies van de provincie en een groenfinanciering van de Rabobank voor de toepassing van fsc-hout.
Circulaire herinrichting
Om dichter bij huis te blijven, wil Rothuizen Architecten Stedenbouwkundigen ook het terrein waar de graansilo staat, op de schop nemen en duurzaam herontwikkelen. De plannen daarvoor dateren al van enige jaren geleden. Net als in 2011 staat de traditionele aanpak ook hier haaks op circulair bouwen: waar de gemeente de oude loodsen achter de silo wil slopen en herverkavelen, kiest het architectenbureau juist voor een nieuwe bestemming van dit beeldbepalende agrarisch-industriële erfgoed. Taco Tuinhof, één van de architecten binnen Rothuizen die mede de nieuwe jeugdkliniek van Emergis heeft vormgegeven, ziet het al vóór zich: een hotspot voor duurzame, circulaire ondernemers, vergelijkbaar met die in Amsterdam-Noord waar enkele innovatieve, sociale bedrijven op of bij vroegere scheepswerven zijn gehuisvest en daar ook veel succes mee hebben. Het mooiste zou zijn als medewerkers en gasten, net als bij ‘Noorderlicht’ en ‘De Ceuvel’ boven het IJ, met kano’s en boten aan het kanaal van Walcheren kunnen aan- en afmeren. Technisch is dat echter niet langer meer mogelijk door de grote betonnen tunnelbakken van de doorgetrokken N57 die het oude haventje vlak vóór het bedrijventerrein de facto in een grote vijver hebben veranderd. Tuinhof richt zich nu op de inventarisatie van de oude gebouwen en nieuwe activiteiten rondom een centraal plein. ‘Je hoeft bestaande panden niet te slopen als je ze casco voor huurders en andere gebruikers oplevert’, zegt hij. ‘In totaal kunnen we vijf percelen ontwikkelen: naast ons staat het Zeeuws Veilinghuis, achter de graansilo de tijdelijke loods van de Voedselbank en nog twee loodsen. Als het aan ons ligt, wordt de Voedselbank naar één van de andere panden daarachter verplaatst. Ook zien we graag dat het Veilinghuis zich uitbreidt met kunst en antiek en pv-panelen op het dak krijgt. Op die manier kan het bedrijventerrein uitgroeien tot een proeftuin voor duurzame innovatie, met onderzoek van studenten naar de biobased economie, een jaarlijks duurzaam festival en een eigen smart grid.’
Het is de bedoeling dat het bedrijventerrein uitgroeit tot een proeftuin voor duurzame innovatie, met een smart grid.
Database aanleggen
Zover is het nog lang niet. Eerst moet de staat van de gebouwen worden beoordeeld en geïnventariseerd. Aanvankelijk was de gemeente traag en wees het, tot tweemaal toe, een subsidieaanvraag af. Nu heeft het gelden uitgetrokken om de ontsluiting van het bedrijventerrein te onderzoeken en na te gaan in hoeverre circulair bouwen mogelijk is. ‘Dat is een opsteker, zeker de waterkant heeft potentie’, vervolgt Tuinhof. ‘Het parkeerterrein zal met meer groen opnieuw worden ingericht en misschien iets kleiner worden. De kwaliteit van de loodsen zullen we moeten beoordelen en vervolgens zien wat ervan bruikbaar is. Daarvoor gaan we een eigen database aanleggen waarin we alles in en rond de panden opnemen met een unieke verwijzing en tekening. Het wordt passen en meten. Voordeel is wel dat we met de kinder- en jeugdkliniek Emergis al ervaring hebben opgedaan.’ Rond de zomer hoopt Rothuizen Architecten Stedenbouwkundigen de eerste contouren te schetsen voor herontwikkeling van het terrein. Zo is de energievoorziening een punt van aandacht. ‘Wij denken aan een wko-installatie voor zowel de graansilo als het veilinghuis, pv-panelen en een smart grid. Na de crisis van 2008 – toen ook ons bureau sterk moest inkrimpen – hebben we investeringen in pv-panelen op het dak van ons kantoor op de lange baan geschoven. Een smart grid aanleggen hoeft niet zo ingewikkeld te zijn. Overstappen op een aantal elektrische auto’s voor Rothuizen is ook een optie. We rijden niet meer dan 100 km per dag. De accupakketten kunnen dan als buffer fungeren.’
Tekst: Tseard Zoethout, freelance journalist.
Fotografie: Industrie
Meer weten over innovatieve technieken en ontwikkelingen?
Meld u dan nu aan voor onze gratis nieuwsbrief.