December 2020
Meer dan 50 TWh duurzame energie in concept-RES’en
Het Planbureau voor de Leefomgeving (pbl) heeft begin oktober, toen de regio’s hun voorlopige concept Regionale Energie Strategieën (res’en) inleverden, een inventarisatie gepubliceerd. Van de 27 van 30 regio’s kon het planbureau de plannen analyseren. Daaruit blijkt dat de concept-res’en meer dan 50 TWh aan duurzame opwekcapaciteit bevatten. Meer dan de helft van de nieuwe ambitie bestaat uit zonne-energie.
Het pbl start haar rapportage van begin oktober met de mededeling dat de res-aanpak vruchten afwerpt. De samenwerking in de regio’s is goed van de grond gekomen en in vrijwel elke regio zijn hoge ambities neergezet. Tegelijk constateert het pbl dat de plannen nog niet erg concreet zijn. De elektriciteitsopgave is meestal redelijk goed ingevuld, maar waar het de warmteopgave betreft, is dat veel minder duidelijk. Wat de onderzoekers van het pbl veelal ook nog misten is een integrale afweging bij de plannen. Daardoor zijn aspecten als ruimte, draagvlak, de hoeveelheid opwekcapaciteit en systeemefficiëntie vaak nog niet in balans. Desondanks noemt het pbl de ambities hoog.
Opwekcapaciteit
Nederland is 2 jaar terug – als onderdeel van het Klimaatakkoord – opgedeeld in dertig regio’s die elk een res opstellen, waarin zij hun aanbod doen om de energievoorziening te verduurzamen. Uiteindelijk moeten al die plannen ertoe leiden dat we in Nederland in 2030 voor 35 TWh aan duurzame stroom opwekken. In eerste instantie gaat het in de res vooral om de grootschalige opwekking van duurzame elektriciteit, dus met wind en zonne-energie. Maar de res zou, als het goed is, ook een inventarisatie moeten bevatten van beschikbare duurzame warmtebronnen in de regio. Daarmee kan de strategie een belangrijk uitgangspunt vormen voor de transitieplannen voor warmte die gemeenten gaan opstellen. Maar, zo zegt het pbl, hoewel de meeste regio’s zijn gestart met het uitwerken van hun warmteplannen, zijn de verschillen erg groot. Veel regio’s zijn nog niet zover; op dit moment doet 40 procent van de regio’s in de res voorstellen voor een bovengemeentelijke warmte-infrastructuur.
De tijdlijn van de Regionale Energie Strategie.
Veel visie, weinig concreet
Een van de conclusies is dat de regio’s nog veel moeten doen om de res’en concreet te maken en er maatschappelijk draagvlak voor te vinden. Er liggen fundamentele keuzes op tafel, schrijft het pbl. Het gaat om verantwoordelijkheden, financiering en regelgeving. Dit zijn keuzes, zo vindt het pbl, die niet alleen bij de regio’s liggen, maar ook bij andere partijen – niet in het minst bij het Rijk. Positief is dan weer wel dat de res’en zó veel ruimte bieden dat er iets te kiezen valt voor de verdere uitwerking. De 27 voorlopige concept-res’en die het planbureau analyseerden kwamen opgeteld tot een verrassend hoog bod van ongeveer 50 TWh aan duurzame stroom. Daarmee zijn de strategieën een goed vertrekpunt om het doel van 35 TWh in 2030 te halen. Maar om dit te kunnen realiseren, hangt veel af van bestuurlijk draagvlak en maatschappelijke betrokkenheid. De onderzoekers stellen vast dat er tot nu toe geen grote knelpunten zijn, maar die wel kunnen ontstaan als regio’s en gemeenten de burgers erbij gaan betrekken en zoekrichtingen in concrete keuzes gaan vertalen. Ruimtegebruik is een heet hangijzer, maar ook de inpassing in onze energiesystemen zal nog een uitdaging opleveren. Al deze zaken zijn in de concept-res’en nog niet uitgewerkt.
Van al het nieuwe vermogen zijn het vooral grote pv-systemen die de regio’s willen realiseren.
Zonne-energie
Als de plannen in de res’en een voorbode zijn voor nieuw werk, dan kunnen de zonne-energiespecialisten hun borst nat maken. Van het geplande, nieuwe opwekvermogen gaat volgens de regio’s een groot deel, en soms zelfs het grootste deel, naar nieuwe zonne-energiesystemen. Daaruit blijkt dat dat de regio’s verwachten dat het vinden van draagvlak voor nieuwe windturbines veel lastiger is dan het vinden van opstelplaatsen voor grootschalige pv-systemen. Op dit moment bedraagt de huidige productie van grootschalige wind en zon-pv ongeveer 10 TWh. Uit de inventarisatie van de regio’s blijkt dat er nog eens 17 TWh aan productie van duurzame elektriciteit in de pijplijn zit. Dit zijn systemen (windturbines en grootschalige pv) die al gepland staan en/of al in de regio’s in ontwikkeling zijn. De overige 23 TWh denken de regio’s – zo blijkt uit hun strategieën – de komende jaren nog te kunnen realiseren. Van al het nieuwe vermogen zijn het vooral grote pv-systemen die de regio’s willen realiseren. Denk daarbij aan ‘zon op land’ (zonneweides) en ‘zon op dak’. In dat geval gaat het niet om de daken van particulieren of kleine ondernemingen, maar wel de daken van grote distributiecentra of agrarische daken. Hoewel de regio’s veel verwachten van zon op dak, zetten netbeheerders en marktpartijen hier vraagtekens bij, constateert het planbureau. Die vraagtekens betreffen onder meer de hoge inschatting van de benuttingsgraad (30 – 40 procent) van grote dakoppervlakken. Het planbureau spreekt ook haar zorg uit over de voorkeur van regio’s voor kleinschalige installaties; dit zijn technologiekeuzes die passen in of bij het landschap. Hooguit willen de regio’s kleinschalige clustering toestaan terwijl juist het combineren van grotere wind- en zonne-energiesystemen efficiënter is als het gaat om benutting van het netwerk. Die kleinschalige aanpak matcht ook vaak niet met de opzet en doel van de sde+-subsidieregeling. Marktpartijen zullen in die kleinschalige aanpak vaak veel meer moeite hebben om een businesscase rond te krijgen.
Het doel is dat de afzonderlijke regio’s uiteindelijk gezamenlijk een dekkend plaatje opleveren.
Warmtestructuur
De aandacht die de regio’s in hun concept-res besteden aan verduurzaming van de warmte varieert sterk. Zo blijkt dat 40 procent van de regio’s voorstellen doet voor een bovengemeentelijke warmte-infrastructuur. Het pbl stelt overigens wel vast dat warmtestructuren voor gemeenten, zeker in een bovengemeentelijke samenwerking, een nieuw thema is. Uit de inventarisatie blijkt ook dat in twintig regio’s al in meer of mindere mate een infrastructuur voor een warmtenet aanwezig is. Zestien regio’s doen voorstellen om die netwerken uit te breiden. Overigens zijn de doelstellingen en eisen aan die warmtestructuren erg algemeen en zeker niet kwantitatief geformuleerd. Kortom, deze paragrafen zijn weinig concreet. Verder stelt het pbl vast dat er veel technische opties zijn om in duurzame warmte te voorzien. En die komen ook allemaal in bepaalde mate naar voren: van individuele elektrische warmtepompen aan de ene kant van het spectrum tot de levering van waterstof via aardgasnetten aan de andere kant van het spectrum. En alle technische oplossingen daar tussenin. Regio’s kiezen graag voor warmtenetten, soms met hoge, soms met midden en/of met lage temperaturen. Maar ook groen gas en waterstof gekoppeld aan hybride warmtepompen en hr-ketels is een optie die veel regio’s zien zitten. Vooral bij de laatste optie vergeten regio’s voor het gemak vaak dat de besluitvorming daarover meestal op een hoger niveau plaatsvindt. Misschien wel om die reden zijn het vaak de warmtenetten die de denkrichting het sterkst bepalen.
Mogelijk waterstof-transportnet op basis van bestaande gasleiding (bron: Gasunie).
Samenwerking
Het planbureau stelt vast dat de keuze voor een specifieke warmteoptie nogal wat impact heeft op de elektriciteitsvraag. Regio’s die vooral aan individuele warmtepompen denken, moeten beseffen dat de toename van de elektriciteitsvraag veel impact heeft op de netwerkcapaciteit. Vooral in het noorden en oosten van het land is dit een dominante denkrichting, analyseert het pbl. En de netwerken vormen daar nu al een bottleneck, en zullen dat nog sterker worden omdat men daar ook nadrukkelijk op grootschalige zonneparken inzet. Wat al deze plannen duidelijk maakt, is dat samenwerking tussen gemeenten, regio’s maar ook provincies, het rijk en netwerkbedrijven veel verschillende dimensies heeft en zeker nog zal krijgen. De regio’s maken nu knelpunten duidelijk, waarop vooral het rijk en netwerkbedrijven moeten anticiperen. Samenwerking is ook nodig om de concurrentie, die dreigt te ontstaan rondom sommige warmtebronnen, goed op te lossen. Bestuurders van regio’s zullen daarvoor met het bedrijfsleven aan tafel moeten. Grotere regio’s en provincies zouden studies en proefboringen naar aardwarmtebronnen moeten coördineren of de regie moeten nemen in de ontwikkeling van restwarmtebronnen. Voor de ontwikkeling van een visie en het nemen van besluiten over duurzame gassen is tenminste een regionaal, maar wellicht een hoger beslisniveau noodzakelijk.
Spannend
Op basis van de strategieën heeft het pbl zich ook uitgesproken over het ruimtegebruik van de plannen en over het bestuurlijk draagvlak en de maatschappelijke betrokkenheid. Als het om de benodigde ruimte gaat, zijn veel concept-res’en nog vaag. In de komend jaar vast te stellen res 1.0 zal dit, zo vindt het pbl, een stuk concreter moeten. Voor de regio’s wordt het daarmee ook een stuk spannender, omdat daarmee meteen de onderwerpen bestuurlijk draagvlak en maatschappelijke betrokkenheid ter sprake komen. Welke gemeente werpt zich op om die windmolens of die zonneweides te huisvesten? En hoe gaan we dat bespreekbaar maken met de inwoners in een gemeenten of, nog specifieker, met de direct omwonenden? Plannen op papier zijn geduldig. Maar pas als de zoekgebieden specifiek worden en met grote krantenkoppen bij de mensen op de mat vallen, ontstaat er hoogspanning. Veel regio’s worstelen dan ook met de vraag wanneer het een goed moment is om inwoners bij de res te betrekken. De participatie is tot nu toe in veel regio’s vooral op professionals en vertegenwoordiging van groepen gericht. Maatschappelijke participatie zit nog niet overal als volwaardige bouwsteen in het hart van het proces, constateert het pbl. Wel hebben regio’s aandacht om via financiële constructies inwoners (mede-)eigenaar te maken van hernieuwbare energieprojecten. Zij zien lokaal eigenaarschap vaak als middel om betrokkenheid te creëren. Maar zo lang de strategieën nog een weinig concrete invulling hebben, kun je van bijna elke inwoner in ons land applaus verwachten voor de mooie plannen die er nu voorliggen.
Meer informatie
RES-nationaal-programma
RES-tussenanalyse
Tekst: Rob van Mil, freelance publicist.
Fotografie: Industrie
Meer weten over innovatieve technieken en ontwikkelingen?
Meld u dan nu aan voor onze gratis nieuwsbrief.